Het is mijn grootste inspiratiebron: buiten zijn en goed om je heen kijken. Ik wil ook altijd naar buiten, ik heb veel moeite om binnen te blijven. Als het stralend weer is, wil ik geen dingen achter een computer doen. Dan wil ik naar het strand, of een rondje wandelen. Of het nou nacht, dag of avond is: je leert met verschillende situaties om te gaan. Je moet interacten met mensen. Zeker nu. Het valt me op dat mensen zich tijdens deze crisis ineens heel bewust van hun omgeving zijn. Het ontwijken van elkaar; mensen zijn ineens obstakels geworden. Dat vind ik een gekke maar interessante ontwikkeling.”
Ook in de werkwijze van Guy zien we het spelen in die buitenruimte terug: “Je wordt er wat brutaler van. Bijvoorbeeld: je wilt ergens een poster ophangen, maar hebt er geen toestemming voor. Dan ga je dat gewoon doen. Veel mensen zouden dat eng vinden, want het mag niet. Je leert dingen te doen en maar te zien wat de gevolgen zijn. Niet achteloos, maar om te zien hoe ver je komt.” En dat is belangrijk, stelt Guy: “Anders word je heel erg gestuurd door mensen die zeggen wat de bedoeling is, of wat niet de bedoeling is. Het is goed dat er regels zijn, anders zou het een chaos worden, maar ik denk dat het ook wel goed is om grenzen op te zoeken om te kijken of alles wel zo afgebakend moet zijn.”
Die boodschap hoopt organisator Jasper van Es niet alleen op het publiek over te brengen. Het is minstens zo belangrijk dat kunstenaars een podium krijgen waarop ze vrijelijk hun gang kunnen gaan: “De eerste manier om als grafftiti-artiest geld te verdienen, is opdrachten doen. Dan spuit je een PSV-logo of een Disney-figuur in een slaapkamertje. Tot je de mogelijkheid krijgt om op je eigen artistieke manier een opdracht te doen. Dus ze willen iets dat van jou is. Deze artiesten hebben de vrije hand nog, in de line-up hebben we mensen die echt kunstenaar zijn en mensen die wat meer als corporate sign painter werken, en alles wat ertussen zit. Als je het hebt over ontwikkeling in de graffiti, of breder: werk maken in de openbare ruimte, met artistieke gedachtes en niet alleen om je logo op een raam te zetten, is dit een goed voorbeeld.”
Op dat gebied is een interessante, nieuwe stroming gaande, stelt Jasper: “Er is een soort logo-achtige stijl graffiti, maar daar is geen naam voor. Logo style graffiti? Of typo graffiti? Dat er nog geen naam voor is, betekent dat er iets nieuws gaande is. Het zijn jongens die vanuit typografie met graffiti bezig zijn. Mensen als Niels Bakkerus komen met kalligrafie in aanraking, die gaan hun letters op een wat andere manier vormgeven en dan kom je in de hoek van sign painting terecht, maar via een andere route dan de traditionele sign painters. Die komen via het reclameschilderen. Je had een schoenenzaak en dan moest er ‘schoenenzaak’ op het bord komen. Dat kan ook een tekening van een schoen zijn, maar iemand moest dat maken. Later kwam het op de zijkant van het pand terecht. New York staat vol met dat soort schilderingen. Het was belangrijker de boodschap goed over te brengen dan dat er een artistieke handtekening in zat. Graffiti gaat juist om die artistieke handtekening bij het maken van een woord.”
Waar een stad als Amsterdam een rijke traditie qua sign painting kent, leunt de Eindhovense traditie meer op graffiti, legt Jasper uit: “In Amsterdam heb je veel oude pandjes. Daar heb je nog die oude stijl met gouden letters op de gevels. Je huisnummer moet dan ook geschilderd zijn. Als je er een tandartspraktijk hebt, staat dat ook met bladgoud vermeld, meer in de traditie van de architectuur. Dat heb je in Eindhoven minder, maar in Eindhoven zit het in de traditie van de graffiti. Als je naar de SOL-crew kijkt: zij begonnen als eerste met latex en rollertjes te werken. Dat is een meer schilderachtige manier dan met spuitbussen, waardoor jongens als Erosie, Bomb, Sektie, Zime, Late; iedereen had z’n eigen logostijltje, zijn eigen icoontje, het was vaak in twee kleuren opgebouwd en met een rollertje gedaan, waardoor je een ander soort stijlen kreeg.”
Waar een stad als Amsterdam een rijke traditie qua sign painting kent, leunt de Eindhovense traditie meer op graffiti, legt Jasper uit: “In Amsterdam heb je veel oude pandjes. Daar heb je nog die oude stijl met gouden letters op de gevels. Je huisnummer moet dan ook geschilderd zijn. Als je er een tandartspraktijk hebt, staat dat ook met bladgoud vermeld, meer in de traditie van de architectuur. Dat heb je in Eindhoven minder, maar in Eindhoven zit het in de traditie van de graffiti. Als je naar de SOL-crew kijkt: zij begonnen als eerste met latex en rollertjes te werken. Dat is een meer schilderachtige manier dan met spuitbussen, waardoor jongens als Erosie, Bomb, Sektie, Zime, Late; iedereen had z’n eigen logostijltje, zijn eigen icoontje, het was vaak in twee kleuren opgebouwd en met een rollertje gedaan, waardoor je een ander soort stijlen kreeg.”