Waar Robin en zijn collega’s Daan en Jasper carte blanche kregen van de opdrachtgever, was het Thermo Fisher, een van de sponsoren, dat in de researchfase de gewenste handvatten gaf: “Het is een technisch bedrijf dat zich bezighoudt met moleculaire microscopen. We kregen daar een rondleiding. Dat ging mij zwaar de pet te boven, maar het is stiekem heel interessant. Via het kunstwerk is een brug geslagen naar dat industriegebied. Het onderwerp dat voorbij kwam tijdens de rondleiding was interessant en het had een bepaalde beeldtaal die aansloot op Motion Paintings. In de visualisatie van die microscopische beelden wordt vaak gewerkt met de specifieke kleuren waar wij ook gebruik van maken. Dat was wel een fijne connectie.”
Naast de beeldtaal die goed aansluit, zag Robin een mooie link met de huidige actualiteit: “Ik ben online gaan zoeken naar input: verschillende moeilijke termen googlen en kijken wat voor beeldtaal je ziet. Dat hebben we laagdrempelig geprobeerd te visualiseren. En we probeerden aandacht te geven aan iets wat op dit moment een hot item is. Er wordt natuurlijk veel onderzoek gedaan naar het virus, daar heeft Thermo Fisher stiekem een groot aandeel in. De microscopen die zij produceren, miljoenen euro’s waard, worden gebruikt door Nobelprijswinnaars en mensen die zich bezighouden met gerenommeerd onderzoek. Zo zouden ze een groot aandeel kunnen hebben in het tegengaan van zo’n virus.”
Ondanks dat daar best wat restricties aan zitten, zijn we wel aan het spelen met andere kleuren om te kijken wat dat voor invloed heeft. Bij dit werk hebben we bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de gradients. We hebben grote vlakken opgebouwd met een kleurverloop binnen het palet van de kleuren waar we mee werken. Zo kun je een mooie beweging suggereren. Het blijft natuurlijk een optische illusie: je suggereert beweging maar het is één afbeelding die je maakt. Dat maakt het ontwerpproces er niet altijd makkelijker op.
Ook de situatie ter plaatse speelt mee in het eindresultaat: “De RGB-kleuren van zo’n lamp verschillen wat met de kleuren die je op print of op een wand ziet, dus we moeten per lamp afstellen wat wel en niet werkt. In deze tunnel hangen bijvoorbeeld ook witte lampen. Omdat je dat witte licht ook mee moet laten werken, zul je toch altijd alle kleuren nog een beetje zien. Zo zijn we altijd een beetje aan het aftasten. Dat maakt het een heel analoog, maar ook wel fragiel concept.
Het is goed gelukt, maar het zou nog beter lukken als je die witte lampen niet onderdeel had laten zijn van het werk. Dan is de vraag: hoe komt de verkeersveiligheid in het geding? Ik ben van mening dat daar wel een mouw aan valt te passen als je de lichten dusdanig goed programmeert dat ze altijd aan staan en er een rustige verandering plaatsvindt. Maar dan wordt het werk ook weer een stuk duurder, in die zin hebben we nu een gulden middenweg gevonden en het is leuk dat we die mogelijkheid hebben gehad.”
Desalniettemin is hij trots op het eindresultaat: “Als ik zie hoe er in Eindhoven op wordt gereageerd, doet me dat goed. Het ligt in een uithoekje van de stad. Laatst was ik er tussen 17:00 en 19:00 en ik zag vijf mensen stoppen en foto’s maken. Voor zo’n werk in de publieke ruimte hanteren we de maatstaf dat hij zowel overdag als ’s avonds interessant kan zijn voor publiek. Ik denk dat dat bij deze wel redelijk gelukt is. Het is een grijs, grauw tunneltje, ik denk dat het wel ten goede komt aan de sfeer.”